Helaas leven we in een tijd waarin voedselmarketing de boventoon voert, zelfs ten koste van de menselijke gezondheid. Voedingsmiddelenproducenten worden steeds slinkser / sluwer in hun marketinguitingen en zoeken continu de mazen in de wet op. Hoe goed de regeltjes en richtlijnen worden aangescherpt, je zult als consument altijd moeten blijven opletten. Hierbij alvast 12 dingen waarmee voedingsmiddelenproducenten je proberen te misleiden:

Inhoudsopgave

1. Voorbijgaan aan wat er WEL in een product zit

Misschien wel de allerbelangrijkste afleidingsmanoeuvre die voedingsmiddelenproducenten / levensmiddelenproducenten inzetten om consumenten te misleiden, is het verleggen van je focus op iets wat NIET in een product zit: “glutenvrij”, “minder vet”, “caloriearm”, “vrij van transvetten”, “geen toegevoegde suikers”, “zonder smaakversterkers”…

Vraag je bij zulke ontwijkende voedingsclaims altijd af wat er dan WEL in voedingsmiddelen zit. Bestudeer extra goed de ingrediëntenlijst en voedingswaardetabel! Welke zoetstof heeft men gebruikt in plaats van suiker? Hoeveel minder vet? Hoe caloriearm?

2. ‘Science Shopping’: smijten met (pseudo)wetenschappelijke feitjes

Maar al te vaak tonen wetenschappelijke onderzoekjes opmerkelijke of zelfs absurde onderliggende verbanden aan tussen twee ogenschijnlijk ongerelateerde zaken … Zo las ik onlangs nog dat een glaasje rode wijn “net zo goed” zou zijn als een uur sporten. Mijn punt: voedingsmiddelenproducenten leggen maar al te graag de nadruk op ‘wetenschappelijk’ onderzoek waarin hun producten of ingrediënten uitzonderlijk goed uit de bus komen, ook al zijn zulke onderzoeken extreem zeldzaam en blijkt uit 99,9% van alle andere onderzoeken het tegendeel.

Dit soort ‘wetenschappelijke’ verbanden zijn bovendien lang niet altijd causaal / oorzakelijk van aard! Ga daarom altijd na WAT (en van welke aard) het exacte veronderstelde verband is, en HOE dit verband precies wordt aangetoond. Ter illustratie: dat sommige mensen van een glas rode wijn net zo’n rood hoofd krijgen als van een uurtje sporten, maakt beide nog niet “even gezond”. Het is een wederzijds verband, maar een irrelevant verband. Een leuk feitje, maar een nietszeggend feitje.

Voedingsmiddelenproducenten doen niets liever dan ‘science shoppen’: op basis van confirmatiebias (dus met een opzettelijke tunnelvisie) selectief –en met voorkeur voor bevestiging– op zoek gaan naar DIE zeldzame onderzoeksresultaten die de eigen overtuigingen bevestigen…

3. Minuscule portiegrootte afmeten om calorieaantal te drukken

Er zijn volop voedingsmiddelen te bedenken waarbij je op de verpakking kijkt en denkt “WAUW, zo weinig calorieën per portie?!”… Maar dan meet je een portie af volgens de aanwijzingen op de voedselverpakking, kijk je naar hoe groot jouw portie precies is, en denk je “WAUW, is dit écht een héle portie voor een volwassene?!”… ’t Ziet er veeleer uit als een portie voor een pasgeboren baby… of hamster…

Het vaststellen van absurd kleine porties is een eenvoudige (en slinkse) manier voor voedingsmiddelenproducenten om bij consumenten de indruk te wekken dat een product weinig calorieën levert. Voor veel producten geldt immers dat het nagenoeg onmogelijk is om te visualiseren hoeveel 50 of 100 gram er precies uitziet.

Een ‘portie’ melk is bijvoorbeeld 200 milliliter. In een longdrinkglas gaat 330 tot 390 milliliter (bijna 2x zo veel)… Een ‘portie’ muesli betreft 40 gram; ikzelf eet met gemak tweeënhalve portie tijdens de lunch… Een ‘portie’ pasta bestaat uit 80 gram; ikzelf eet rustig 250 gram als avondeten.

Als je een portie in een holle kies kunt duwen, moet je het dan een portie willen of mogen noemen???

4. Met ‘superstofje X’ verrijkte voedingsmiddelen

Tegenwoordig doet men niets liever dan voedingsmiddelen ‘verrijken’ met vitamines, mineralen, vezels, probiotica, enzymen en ‘gezonde’ vetten. Men neemt een wanproduct, voegt er vitamine C aan toe, en zet in koeienletters op de verpakking “RIJK AAN VITAMINE C”. En men noemt het dan ineens een functioneel voedingsmiddel of ‘functional food’ omdat het over gezondheidsbevorderende eigenschappen zou beschikken. Kijk hierdoorheen, want het is niets anders dan een goedkope marketingstrategie!

Trap niet in verrijkte voedingsmiddelen, want het toevoegen van vezels of vitamines aan suikerwater maakt suikerwater nog niet gezond! Heb je behoefte aan vitamine C, eet dan fruit. Heb je behoefte aan vezels, eet dan groenten. Simple as that…

5. Héél veel suikers OVERAL in verbergen!

Nagenoeg alles wat we eten bevat in meer of mindere mate suikers. Zelfs de meeste natuurproducten bevatten suikers die van nature in het betreffende product aanwezig zijn. Als je fel tegenstander bent van suikers, weet je dus dat je o.a. honing en (relatief) suikerrijke fruitsoorten links moet laten liggen. Maar tegenwoordig is het helemaal niet meer zo eenvoudig om in te schatten wáár suiker aan wordt toegevoegd. Bijna 60% van het volledige supermarktassortiment bevat toegevoegde suikers!

En dan nog maar niet te spreken over de zogenaamde ‘verborgen suikers’ of ‘sluipsuikers’… Dit zijn suikers in producten waarin je ze helemaal niet verwacht en zelfs niet bewust proeft, dus in niet-zoete levensmiddelen. Denk maar eens aan zure yoghurt, hartige sauzen, ziltige soepen, zoutjes, ontbijtgranen, eiwitrepen, voedingssupplementen, zo’n beetje alle graanproducten (met name ontbijtgranen, maar bijvoorbeeld ook brood), ingeblikte groenteconserven, verwerkte vleeswaren, voorverpakte smoothies, et cetera.

Drie reden waarom suikers worden verborgen: 1. Steeds meer mensen proberen suiker te mijden; 2. Suikerrijke producten worden lekkerder gevonden; 3. Suiker is een goedkope vulstof die functioneert als zoetstof (zoeter maken), smaakmaker (smaakvoller maken), conserveermiddel (langer houdbaar maken), geleermiddel (smeuïger maken & indikken), stabilisator (uiterlijk langer behouden), kleurstof (karamelliseren) en structuurverbeteraar (knapperiger maken).

Vandaar ook de honderden schuilnamen en slinkse manieren om ze niet onder de suikers te hoeven scharen op de productverpakking van potjes, pakjes, zakjes, kuipjes en schaaltjes. Kijk in de voedingswaardentabel dus niet alleen onder het kopje suikers, maar ook bij totale hoeveelheid koolhydraten!

6. ‘Foutjes’ in voedingswaardetabellen

Met het oog op dit artikel heb ik de afgelopen jaren foto’s gemaakt van voedselverpakkingen waarop evidente fouten stonden ten aanzien van calorieaantallen, hoeveelheid koolhydraten, suikerconcentratie, et cetera. Ik ga nog even uitzoeken of ik de foto’s hier in juridisch opzicht zomaar mag plaatsen. Aangezien het hier om merkspecifieke en productspecifieke verpakkingen gaat.

Mijn punt is in ieder geval dat door sommige voedingsmiddelenproducenten bewust of onbewust wordt gesjoemeld met cijfertjes. Laten we er vooralsnog maar van uitgaan dat het hier om slordige fouten gaat.

7. Walgelijke ziekterisicobeperkingsclaims

Sowieso ben ik geen voorstander van gezondheidsclaims op voedselverpakkingen. (bron) Maar al te vaak is ‘rechtmatig’ gebruik ervan gebaseerd op mazen in de wet… Maar wat ik extra schrijnend vind, zijn pertinente ziekteverminderingsclaims (of eigenlijk ‘ziekterisicobeperkingsclaims’). Dit zijn claims die beweren dat een bepaald levensmiddel of ingrediënt het risico op een bepaalde ziekte beperkt.

Denk maar eens aan: “Plantensterolen helpen het bloedcholesterol te verlagen”… Een margarineproducent stopt dit stofje vervolgens in een ongezond product en ineens wordt men gesteund door een stichting die zich van oudsher hardmaakt voor hart en bloedvaten… :( Maar dat een bepaald type plantensterol een bepaald type bloedcholesterol in bepaalde mate zou kunnen verlagen… Maar wat betekent een sneetje brood met margarine nou écht voor de gezondheid van de doorsnee margarinesmeerder?

Al met al heb je niks aan loze beloften als ‘goed voor hart en bloedvaten’, ‘helpt je weerstand versterken’ en ‘verlaagt actief je cholesterol’. Dit soort producten krijgt door het toevoegen van (een beetje van) één stofje onrecht een gezond imago. Maar een betere gezondheid bereik je –helaas– niet dankzij één specifiek stofje of één specifiek voedingsmiddel.

Keiharde medische claims mogen door voedingsmiddelenproducenten gelukkig niet meer op voedselverpakkingen worden gedrukt, maar deze ziekterisicobeperkingsclaims mogen dus (helaas) nog wel.

8. Light, lighter, lightst…

Was het Coca-Cola degene die in 1982 de light-hype aanwakkerde door Coca-Cola light oftewel ‘Diet Coke’ te introduceren? Ik weet het eerlijk gezegd niet zeker… Wel weet ik dat duizenden voedingsmiddelenproducenten sindsdien aan de haal zijn gegaan met het light-principe. De halve wereld lette ineens op de lijn, dus er werd volop gevast, gelijnd, gedieet, afgevallen en afgeslankt. Kortom: plots moest alles light!

Gelukkig worden steeds meer mensen sceptisch als je de term ‘light’ laat vallen. Het supergezonde imago van light is niet meer wat het in de jaren ’90 was. Dat komt doordat light NIET een kwestie is van én – én, maar een kwestie van OF – OF. Er wordt één wettelijke voorwaarde gesteld aan het gebruik van de term ‘light, namelijk dat het product minstens 30% minder suiker OF vet moet bevatten. Een light-product kan in theorie dus:

  • 30% minder vet en tegelijkertijd 100% méér suiker bevatten
  • 30% minder suiker en gelijktijdig 100% méér vet bevatten

Dit zorgt ervoor dat voedingsmiddelenproducenten kunnen profiteren van iemands afslankwens… En de verwachting die mensen hebben van een light-product ongestraft kunnen exploiteren… Men wekt de suggestie van iets lichts (door een product in een lichtblauwe of lichtgroene voedselverpakking te stoppen) en verzwijgt de dikmakers die erin worden gestopt om het smaakverlies van 30% minder vet of 30% minder suiker te compenseren.

Al met al kán een ogenschijnlijk light-product beduidend calorierijker zijn dan een volvet of suikerrijk product. Dus light maakt niet per se lichter…

9. Goedgekeurd door de Europese Unie

Je ziet het vandaag de dag weer met het chemische gewasbeschermingsmiddel glyfosaat: volgens de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) is glyfosaat waarschijnlijk kankerverwekkend. Ook het Internationaal Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) classificeert glyfosaat als ‘waarschijnlijk kankerverwekkend voor mensen’. Maar volgens de Europese voedselveiligheidsautoriteit (EFSA) is glyfosaat waarschijnlijk niet kankerverwekkend. Het Europese Agentschap voor Chemische Stoffen (ECHA) moet nu uitsluitsel geven, maar milieuorganisatie Greenpeace beschuldigt ECHA reeds van belangenconflicten en het verbergen van bewijsmateriaal.

Zou de vraag niet als volgt moeten zijn: “Als we niet 100% zeker weten dat glyfosaat NIET kankerverwekkend is, waarom zouden we het dan over ons eten spuiten?” Europese wetgeving bepaalt immers dat uitsluitend onbetwist veilige stoffen mogen worden toegelaten: een soort van voorzorgsbeginsel. Maar zo gaat het helaas vaak met omstreden / controversiële stoffen: als er miljoenenbelangen of zelfs miljardenbelangen mee gemoeid gaan, is de humane gezondheid maar al te vaak ondergeschikt aan commercieel / financieel gewin. Goedkeuring door de EU garandeert dus niet per definitie voedselveiligheid.

En met sommige chemisch-synthetische voedingsadditieven die een Europees E-nummer toegewezen hebben gekregen door de Europese Unie ging het helaas net zo…

10. Een incomplete ingrediëntenlijst presenteren

Veel mensen beseffen niet dat een ingrediëntenlijst op voedselverpakkingen slechts een klein deel van de daadwerkelijke bestanddelen van voedingsmiddelen weergeeft. Sinds de herziening van de Europese wet Voedselinformatie (Warenwetbesluit informatie levensmiddelen) Eis er een herzieningstraject geweest dat ingrediëntenlijsten ietwat transparanter maakt, maar volmaakt is de verplichte ingrediëntenlijst geenszins. (bron)

Sowieso is het in deze huidige moderne tijd lastig om te achterhalen welke ingrediënten precies in een levensmiddel zitten. Voedingsmiddelenproducenten geven hier nauwelijks openheid over, maar vaak kunnen ze dat niet eens. Zij kopen immers kant-en-klare hulpstoffen in, waarvan ook zij de herkomst en samenstelling niet kennen… Al met al is het ongelofelijk complex –en soms zelfs onmogelijk– om de precieze herkomst van alle ingrediënten te achterhalen. Als je melkboer bent, weet je waar je grondstof vandaan komt, maar als je in een grote fabriek duizenden pakjes, zakjes, flesjes, potjes, schaaltjes en bekertjes vult, heb je doorgaans geen idee.

Bovendien bevatten veel supermarktproducten resten / sporen van ongewenste hulpstoffen, processtoffen, bereidingsstoffen, beschermingsstoffen, bestrijdingsstoffen en reststoffen die zijn achtergebleven in de grondstoffen die in de betreffende producten zijn verwerkt… Denk maar eens aan landbouwgiffen, milieuverontreiniging, veresterde en minerale oliën, hormonen, industriële chemicaliën, aromatische en verzadigde koolwaterstoffen, bleekmiddelen, antiklontermiddelen, et cetera.

11. Voedingsvezelrijke producten

Veel mensen krijgen minder vezels binnen dan de dagelijkse aanbevolen hoeveelheid van 30 tot 40 gram. Voedingsmiddelenproducenten spelen hierop in twee toegestane voedingsclaims: ‘bron van vezels’ (al vanaf 3 gram vezels per 100 gram product) en ‘vezelrijk’ (al vanaf 6 gram vezels per 100 gram product). Een vezelarm product kan dus een zogenaamde bron van vezels zijn?! Ontbijtkoek bijvoorbeeld: je moet meer dan een kilo ontbijtkoek eten om 35 gram vezels binnen te krijgen, waarmee je tegelijkertijd bijna een halve kilo suiker binnenkrijgt en ook nog eens bijna 3.500 kilocalorieën. Een bron van vezels is dus niet per definitie een goede bron van vezels…

Tot slot bestaan er héél veel verschillende soorten vezels, dus dat een product veel vezels bevat, betekent nog niet per se dat het ook goede vezels levert.

12. Blikgroenten en potgroenten zijn nét zo gezond

Bij het conserveren van groenten gaan best veel vitaminen verloren; met name vitamine C en B-vitamines. Gemiddeld ligt deze afname op 50% voor vriezen en op 60% voor het verwerken in blik of pot. Ook wordt er vaak suiker en zout toegevoegd aan groenteconserven. Maar let op als je denkt dat verse groenten per se vitaminerijker zijn: door het langdurige vervoer en de lange opslag van supermarktgroenten verliezen verse groenten evengoed vitamines. Een verse groente is immers een levend product dat onder invloed van ademhalingsactiviteit en rijping sterk achteruitgaat in kwaliteit.

Zodoende is er na bereiding nauwelijks nog verschil te bemerken in de ‘vitaminische’ voedingswaarde tussen vers uit de supermarkt enerzijds en ingevroren of ingeblikt anderzijds. Als je voorstander bent van vers, koop dan groenten die écht vers zijn en waarbij de tijd tussen oogst en bord zo kort mogelijk is: boerenmarkt of eigen groentetuin. Conclusie: geconserveerde groenten zijn in essentie niet zo gezond als verse groenten, maar het onderlinge verschil is wél sterk afhankelijk van de herkomst van verse groenten.

Tot slot: pas op met salades; de term ‘salade’ heeft een gezond imago en klinkt groenterijk, maar is dat bij lange na niet altijd!

Misleiding onder voedingsmiddelenproducenten: tot slot…

Hopelijk helpt bovenstaande lijst met 12 misleidingstechnieken die worden toegepast door voedingsmiddelenproducenten je om in het vervolg weloverwogen en gezonde voedselkeuzes te maken. Zie eventueel ook de volgende Gezondr-artikels:

Heb jij aanvullende misleidingen die in bovenstaande lijst thuishoren? Deel ze dan in een bericht hieronder!

Plaats een reactie

Je reactie wordt voor publicatie gekeurd door de redactie en dient te voldoen aan de regels voor reacties.